Wij zijn de vrijwilligers van de Japanse tuin in het Máximapark - - - werkochtend: twee zaterdagen per maand - - - van 9:00 - 12:00
Arion rufus/vulgaris
Rode of Spaanse wegslak
Arion vulgaris (ook wel ‘Spaanse wegslak’) is een 8–12 cm grote landnaaktslakkensoort uit de familie Arionidae. Oorspronkelijk uit midden-Europa (en daarmee uitheems) neemt het steeds meer leefgebied in van de rode wegslak (inheems).
Arion vulgaris heeft een zeer variabele kleur maar is meestal bruinachtig, roodachtig of oranjegeel. De Spaanse wegslak is alleen van de rode wegslak (Arion rufus) te onderscheiden op grond van anatomische kenmerken.
De rode wegslak kan bijna 20 centimeter lang worden en 2 centimeter breed, maar de meeste exemplaren zijn veel kleiner, ongeveer 10 tot 15 centimeter. De kleur is variabel, van oranje tot knalrood, maar ook bruine, groengrijze en geheel zwarte exemplaren komen voor, die echter altijd een rode rand rond de voet hebben. De kop en tentakels zijn bruin tot donkerbruin en hebben een zeer kenmerkende lijnentekening, die bij zwarte exemplaren niet te zien is. Het mantelschild is ovaal en net voor het midden zit de ademopening. Bij verstoring krimpt de slak ineen en vormt een bal, terwijl de huid slijm afscheidt ter verdediging. De huid van het mantelschild lijkt op fijn schuurpapier, de huid erachter is sterk in de lengte gerimpeld en heeft daardoor een regelmatig patroon van langwerpige bultjes. De voet is gespierder dan bij veel andere soorten, en kent een duidelijk golvende beweging bij het kruipen.
Deze Arion-slakken hebben, in tegenstelling tot andere naaktslakken, geen inwendige schelp, er zijn alleen nog enkele harde korreltjes in een speciaal beursje te vinden.
Tijdens het kruipen wordt een dikke laag slijm aangemaakt, en deze soorten zijn gevoeliger voor uitdroging waardoor alleen na de dauw en na regenval gekropen wordt; bij droger weer zit deze slak verstopt onder een object of in een dichte struik. Deze grote wegslakken zijn tweeslachtig maar paren wel en na wederzijdse bevruchting worden de transparante eitjes afgezet in klei en holletjes in de grond. In de late herfst of in februari/maart komen uit de eitjes ongeveer 10 mm lange slakjes. Onder gunstige omstandigheden kunnen er twee generaties per jaar ontstaan.
De dieren eten meestal in het donker, waarbij het voedsel bestaat uit sappige planten. De dieren eten ook aas en kannibalisme treedt vaak op. Er is sprake van voedselconcurrentie tussen de twee soorten, maar ook van hybridisatie.
Het geprefereerde biotoop bestaat uit vochtige loofbossen, gemengde bossen, wegbermen, akkers, tuinen, graslanden en bosranden, ook in de buurt van menselijke activiteiten.