Wij zijn de vrijwilligers van de Japanse tuin in het Máximapark - - - werkochtend: twee zaterdagen per maand - - - van 9:00 - 12:00
Pica pica
Ekster
De ekster (Pica pica) of gewone of Euraziatische ekster is een vogel uit de familie van kraaien.
Met zijn opvallende zwart-witte verenkleed is de ekster een van de gemakkelijkst te herkennen vogels. De vogel bouwt zijn grote nest meestal in een boom, maar er zijn ook nesten gevonden in struikgewas, op steigers, elektriciteitsmasten en zelfs op vensterbanken. Zijn kostje scharrelt hij op de grond bij elkaar en bestaat voornamelijk uit insecten en aas. ’s Winters eet hij ook wel zaad (van de voertafel) en andere plantaardige bestanddelen. In het voorjaar, als hij jongen heeft, wil hij ook wel eieren en jongen van andere vogels aan zijn eigen jongen voeren. Zoals alle kraaiachtigen is de ekster een echte omnivoor. De ekster is niet bang om zich in de buurt van mensen te laten zien of zich te vestigen, bijvoorbeeld in tuinen; in landelijke gebieden zijn ze schuwer omdat ze een gemakkelijk doelwit vormen voor de -illegale- jacht.
Eksters vormen levenslange broedparen, en ze vormen met de uitgevlogen jongen nog een tijd een gezin, maar ze leven ’s zomers niet in groepen. Wel kunnen de juveniele eksters in groepen voorkomen.
De vogel is 40 tot 51 cm lang, inclusief de staart (20 tot 30 cm lang). Het opvallende bonte verenkleed en de lange staart, samen met de luide karakteristieke roep, maken de soort onmiskenbaar. In open landschap trekt de vogel de aandacht door in groepjes van twee of drie met snel bewegende vleugels een voor een langs te vliegen, onderwijl krassend.
Als de vogel neerstrijkt wordt de lange staart meteen omhoog getild, en zorgvuldig van de grond gehouden. Kop, nek en borst zijn glanzend zwart met vaak een metaalgroene of -blauwe glans; de buik en schouders zijn zuiver wit; de vleugels hebben een groene weerschijn. De slagpennen hebben witte binnenvlaggen, wat van onderaf zichtbaar is. Poten en snavel zijn zwart.
De jongen lijken op de ouders, maar hebben aanvankelijk niet dezelfde weerschijn op de roetzwarte delen van hun verenkleed. Het mannetje is iets groter dan het vrouwtje. Dominante dieren hebben tevens een langere staart dan de niet-dominanten. Net als bij andere kraaiachtigen wandelen ze over de grond, maar als ze worden aangetrokken door voedsel of door een bijzonder voorwerp verplaatsen ze zich met kleine sprongetjes zijwaarts, met de vleugels iets open gespreid.
Het is een fabeltje dat eksters blinkende objecten zouden verzamelen (meestal ‘stelen’ genoemd) of zelfs eten. Eksters zijn nieuwsgierige vogels en onderzoeken alles wat voor hen nieuw is.
Soms vormen twee of drie eksters een groepje dat bijvoorbeeld katten pest, dat wil zeggen dat ze onder luid “gekekker” schijnaanvallen uitvoeren op deze dieren. Ze doen dat omdat ze instinctief weten dat de kat een voor hen gevaarlijk roofdier is, dat uit hun gebied moet worden verdreven. Andere vogelsoorten en ook zoogdieren (muizen en dergelijke) worden hierdoor gewaarschuwd en zullen extra oppassen.
In de winter is de ekster meer in groepen te vinden bij het verplaatsen en foerageren, en vaak gezamenlijk overnachtend. In het voorjaar vormen zich grotere groepen voor de paarselectie.
Sommige eksters paren al na één jaar, terwijl andere in hun niet-broedende groepjes blijven en voor het eerst in hun tweede jaar paren. Ze zijn monogaam en de paren blijven vaak meerdere paarseizoenen bij elkaar. Zij bezetten over het algemeen jaarlijks hetzelfde gebied.