Nothofagus antarctica

Zuidelijke schijnbeuk

Nothos betekent ‘valse’ en fagus ‘beuk’, letterlijk dus ‘valse beuk’. Het geslacht Nothofagus telt 36 soorten. Ze zijn wel verwant aan beuken, maar hebben andere bloemen en behoren tot de afzonderlijke familie der Nothofagaceae. Alleen de zuidelijke schijnbeuk is bestand tegen strenge vorst. In zijn natuurlijk verspreidingsgebied Patagonië in Chili groeit deze schijnbeuk op tot soms 17 m in subalpine gebergtebossen en dalen.

De stamvorm varieert van recht tot tamelijk krom. Hij is het best op zijn plaats in plantsoenen en tuinen, waar hij goed groeit in een vochtige, maar goed ontwaterde humusrijke of klei houdende grond. Snoei is niet nodig, maar een in vorm gesnoeide boom in een kleine tuin kan erg mooi zijn.

Deze kleine boom is een juweeltje met een sierlijk gebogen en fraai getekende stam, kleine blaadjes en overdadig geurende bloemetjes in het voorjaar. De bloei vindt plaats in mei, in eenslachtige bloemen zonder kelk- en bloemblaadjes. Bestuiving gebeurt door de wind en zaadverspreiding voornamelijk door kleine knaagdieren. De kleine vruchtjes van 0,5 cm liggen met 3 bijeen in een napje

Als boom of meerstammige struik wordt de schijnbeuk ongeveer 3 tot 8 meter hoog. De breedte bedraagt dan 4-6 meter. Deze laagvertakkende boom heeft dus ruimte nodig!

Bijzonder van Nothofagus antarctica is de transparante structuur van de boom. Nothofagus antarctica is volledig winterhard. De takken van Nothofagus antarctica zijn bezet met witte stippen: de lenticellen. In de winter valt vooral de visgraatstructuur van de takken op.