Wij zijn de vrijwilligers van de Japanse tuin in het Máximapark - - - werkochtend: twee zaterdagen per maand - - - van 9:00 - 12:00
Bryophyta
(Blad)Mossen
De mossen of bladmossen (stam Bryophyta) zijn een experiment in onze Japanse tuin. Je herkent ze als kleine, groene planten die meestal dicht op elkaar gepakt groeien in matten of kussens op rotsen, bodem of op de stam van bomen. Ze hechten zich aan de ondergrond vast met rizoïden (wortelachtige hechtdraden). Anders dan bij de echte wortels van planten, worden rizoïden niet gebruikt voor opname van water en de daarin opgeloste voedingsstoffen. Mossen nemen water en opgeloste voedingsstoffen via diffusie op over hun hele ‘blad’ oppervlak. Er bestaan ook soorten die onder water kunnen groeien, zoals bronmos (Fontinalis antipyretica), en veel soorten veenmos(Sphagnum spp.).
In ons experiment verplaatsen we mossen die op het Lint groeien onder de bankjes naar veelbelovende plekken in de schaduw van de begroeiing. Dit is mos dat anders verloren zou gaan.
Naast bladmossen bestaan er ook levermossen en hauwmossen, stammen die beide nog niet zijn aangetroffen in onze tuin. De bladmossen zelf zijn onder te verdelen in drie geslachten: veenmossen, topkapselmossen en slaapmossen. Met een beetje oefening en een vergrootglas zijn deze uit elkaar te houden. Ieder geslacht kent enkele families, die weer in soorten gesplitst kunnen worden. Zover zijn we nog niet, daarom hier een algemene beschrijving.
De mosplant kan min of meer rechtopstaand groeien (losstaand, in groepjes, in plukjes, als kussentjes), maar ook wel meer horizontaal (in matten, tapijten, weefsels of in boompjesvorm) of hangend. Veenmossen groeien op de natste plaatsen, topkapselmossen groeien meest rechtopstaand en harig, bij slaapmossen liggen de plantjes vaak plat over elkaar heen.
In de levenscyclus van mossen begint met de spore en de daaruit groeiende voorkiem of protonema. Het protonema is bij veel mossen draadvormig, en vormt vaak een groene waas op de grond. Meestal heeft het een korte levensduur. Op het protonema groeien de mosknoppen, die verder uitgroeien tot de bebladerde mosplanten. Deze fase is de dominante fase.
Bij tweehuizige mossoorten is er onderscheid tussen protonemata waarop alleen mannelijke, resp. vrouwelijk mosplanten groeien, maar veel soorten zijn eenhuizig.